In de Nieuwe Koers (2016, 4) schreef ik een reactie op de stelling: Een rechtvaardige oorlog bestaat niet.
Twee belangrijke argumenten tegen de idee van een rechtvaardige oorlog van de pauselijke adviseurs zijn: 1. De (optie van) militaire actie leidt af van alternatieve oplossingen, 2. De theorie wordt vaak misbruikt om oorlog te voeren in plaats van te beperken.
Met beide argumenten ben ik het eens, maar ik deel niet de gevolgtrekking dat er dús geen rechtvaardige oorlog bestaat.
De adviseurs hebben gelijk dat er een groot risico is dat zodra de “militaire optie” op tafel komt, deze de discussie gaat domineren. En, inderdaad, de just cause en right intention zijn in de praktijk vaak bezoedeld door geopolitieke machtsbelangen. Gecombineerd met de selectiviteit van militaire interventies (er wordt ook vaak collectief de andere kant op gekeken), en de beperkte bijdrage aan het écht oplossen van een conflictsituatie, laat dit zien dat de legitimiteit van militaire interventies in veel gevallen onvoldoende aanwezig is.
Toch sluit deze kritiek op militaire interventies de idee van een rechtvaardige oorlog niet geheel uit. Het fundamentele, diepgevoelde ongemak en de vuile handen die militaire inzet met zich meebrengt, leidt niet per definitie tot pacifisme.
Militaire interventies zijn, vanuit het christelijk politieke denken, altijd een “nee, tenzij”. De rechtvaardige oorlogstheorie in de traditie van Augustinus en Acquino biedt aanknopingspunten om in de gebrokenheid van deze wereld te kiezen uit twee kwaden.
Zoals Augustinus schreef in De stad van God – het is de ongerechtigheid van de tegenpartij die ertoe dwingt rechtvaardige oorlogen te voeren. Hoe afschuwelijk ook. Zover kan het komen.
Dit laat onverlet dat de samenleving een tegenmacht nodig heeft – juist ook als het gaat om militaire interventies. Met de Franse monniken in Algerije (zie de film Des hommes et des dieux) is het belangrijk dat de kerk het pacifisme uitleeft en laat zien dat dood en geweld niet het laatste woord hebben.